Gezinnen met zeven kinderen zijn tegenwoordig een rariteit. Ook in de jaren zestig, zeventig, mijn kinderjaren, was het niet meer zo gewoon maar het kwam nog meer voor.
Hoe het was om in zo'n gezin op te groeien?
Voor een deel waren het de oudere kinderen die de jongsten hielpen opvoeden. Je werd verondersteld om hen mee te nemen als je ging spelen en met één oog op hen te letten. Je werd verantwoordelijk gesteld en daar was niets ongewoons aan.
Ik herinner me een voorval dat tot nu nazindert omdat het dramatisch had kunnen aflopen.
Ik moet zelf een jaar of 10 geweest zijn want, zoals de meeste meisjes uit die tijd zat ik op een 'nonnekesschool' en de non die ik als lerares had was zuster Gonzega. Over die bepaalde non en haar medezusters kwelduivel heb ik het misschien later nog in een memorylane .
Het was lente, waarschijnlijk ongeveer deze tijd of iets vroeger en ik wilde gaan wandelen.
Mocht wel maar ik moest mijn kleine broertje, toen drie jaar, meenemen.
Broertje werd in de 'charette' gezet en we konden vertrekken.
Achter mijn ouderlijk huis was een oefenterrein van het leger waar we wel eens meer gingen spelen en wandelen. In de verte kon je wel eens een soldaat wacht zien lopen bij de hangars voor de vrachtwagens maar verder geen kat te zien.
Ik kwam aan een vijvertje waar ik de charette op zijn remmen zette en ging kijken of er kikkers of 'paddekullekes' te zien waren.
Ik was helemaal niet vies van die dingen, vond ze fascinerend. We hadden in de tuin een groot zinken bad waar we een verzameling kikkers, salamanders (een minivijvertje moest er ook in) hagedissen en ooit zelfs een hazelworm hielden die we gevonden hadden op onze omzwervingen.
Aan de rand van het vijvertje groeide een wilg waarvan de katjes heel mooi in bloei stonden. Daar zou ik een mooi boeketje van maken om aan de zuster,mijn lerares, te geven. (ik was niet een onderkruiper maar die non was zodanig boosaardig en nors dat alles misschien wel kon helpen om haar minder grommerig te maken.)
Ik was mijn broertje uit het oog verloren tot ik een plons hoorde. Het kereltje was uit zijn 'charette' geklommen en wilde ook wel eens kijken of er kikkers waren.
Gelukkig was het een vijver met een zachthellende oever en kon ik hem er dadelijk terug uit halen hij was niet te diep terecht gekomen. Maar hij was natuurlijk wel doornat.
Als tienjarige stond ik dan even met mijn handen in het haar. Wat moest ik doen? Het was nog vrij koud en ik zag wel in dat het niet gezond was om een driejarige in natte koude kleren te laten zitten. Hulp zoeken? Waar? Er was niets of niemand in de buurt.
De enige oplossing was zo snel mogelijk naar huis zodat mijn broertje niet teveel kou zou krijgen en ziek worden.
Ik denk dat er nog nooit een kind van tien zo snel die afstand heeft afgelegd, duwend aan een wandelwagen met een schreiende peuter.
Onderweg kwamen we een fietser tegen die het nodig vond een opmerking tet maken. Wat herinner ik me niet maar ik weet dat ik me doodschaamde.
Ik zal thuis een stevige uitbrander gekregen hebben, misschien zelfs een pak voor mijn broek maar dat herinner ik me niet.
Wat ik me wel herinner is het besef, toen, dat ik mijn verantwoordelijkheid niet au serieux had genomen en daarmee gepaard gaande een diep schuldpbesef. Wat als...
Het is in deze tijden onvoorstelbaar en men zal het onverantwoordelijk noemen om een kind van tien alleen te laten wandelen op een plaats waar een vijver is en dan nog met een kind van drie in haar hoede. Toen was dat gewoon. En waren mijn ouders dan onverantwoordelijke ouders? Helmaal niet. Wat ze niet waren is angstig. Waardoor die angst ook maar in geringe mate bij mij aanwezig is (wat er al is aan angst is er achteraf vooral door de media ingepraat). Ik sluit nog steeds mijn achterdeur niet of ben niet bang om alleen op wandel te gaan.
1 opmerking:
Angst is van hazen. Mensen hebben veelal konijnenpootjes.
Een reactie posten